9. Fiscale reserves
Fiscale reserves zijn bedragen die je opzij legt (reserveert) en die je mag aftrekken van de winst. De 3 belangrijkste fiscale reserves zijn de herinvesteringsreserve bij verkoop van een bedrijfsmiddel, de egalisatiereserve voor hoge periodieke uitgaven, en de oudedagsreserve voor ondernemers in de inkomstenbelasting.
Herinvesteringsreserve
De herinvesteringsreserve stelt je in staat de opbrengst van de verkoop van een bedrijfsmiddel opnieuw te investeren in een ander bedrijfsmiddel. De belastingheffing over de behaalde boekwinst bij de verkoop van het bedrijfsmiddel wordt hierdoor uitgesteld. Om gebruik te maken van deze reserve moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen. Hier gaan we later verder op in.
Egalisatiereserve
De egalisatiereserve is bedoeld voor de kosten die eens in de zoveel jaar moeten worden gemaakt voor periodiek onderhoud van de bedrijfsmiddelen, zoals voor het onderhoud van jouw bedrijfspand. Dit zijn vaak hoge kosten. Je kunt deze reserve ook aanleggen voor toekomstige uitgaven, zoals een milieuverontreiniging. Je mag geen egalisatiereserve vormen voor jaarlijks terugkerende uitgaven of voor de aanschaf van bedrijfsmiddelen.
Oudedagsreserve
Als je ondernemer bent voor de inkomstenbelasting mag je jaarlijks een deel van de winst reserveren voor je oudedagsvoorziening. Dat gereserveerde deel heet de oudedagsreserve. Het vormen van een oudedagsreserve betekent niet dat je daadwerkelijk geld opzij zet. Het is een boekhoudkundige reservering van een deel van de winst. Deze reservering zorgt voor uitstel van belastingheffing over dat deel van de winst. Dit levert je dus op de korte termijn een voordeel op.
Herinvesteringsreserve
Je mag de boekwinst op bedrijfsmiddelen opnemen in de herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat je op de balansdatum een voornemen hebt om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. De boekwinst op het verkochte bedrijfsmiddel neem je dan niet op in de fiscale winst, maar voeg je toe aan de herinvesteringsreserve. Hiermee voorkom je dat er direct belasting wordt geheven over die boekwinst.
Afboeken herinvesteringsreserve
Ga ja herinvesteren? Boek dan de gereserveerde boekwinst als een 1e afboeking op de aanschafprijs van het aangeschafte bedrijfsmiddel. Door de afboeking mag de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel niet lager worden dan de boekwaarde van het vervreemde bedrijfsmiddel op het moment van vervreemding. Het restant van de reserve kun je afboeken op een eventuele volgende investering die je binnen de herinvesteringstermijn doet.
De afboeking verlaagt de afschrijvingsbasis van het nieuwe bedrijfsmiddel.
Voorbeeld
De hoogte van de herinvesteringsreserve is € 5.000. Je investeert voor € 30.000 in een nieuw bedrijfsmiddel. De restwaarde van dit bedrijfsmiddel is € 10.000. De afschrijving is 20% per jaar. De afschrijving per jaar bedraagt dan:
- zonder 1e afboeking op de aanschafprijs: 20% van (€ 30.000 – € 10.000) = € 4.000
- met 1e afboeking op de aanschafprijs: 20% van (€ 30.000 – € 5.000 – € 10.000) = € 3.000
Vrijval herinvesteringsreserve
Je moet de herinvesteringsreserve (of het restant daarvan) toevoegen aan de winst op het moment dat je niet meer van plan bent om te herinvesteren. Zo vindt alsnog belastingheffing over de boekwinst plaats.
De reserve (of het restant daarvan) valt ook vrij als er 3 jaar verstreken zijn na het boekjaar waarin je de reserve hebt gevormd en je nog niet een herinvestering hebt gedaan.
Egalisatiereserve
Je mag een zogenoemde egalisatiereserve vormen voor kosten en lasten van de bedrijfsuitoefening in dit boekjaar, die pas in de toekomst tot een piek in de uitgaven leiden. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn onderhoudskosten aan gebouwen en schepen, waarbij het daadwerkelijke onderhoud bijvoorbeeld eens in de 10 jaar gebeurt.
Een belangrijke voorwaarde is dat het gaat om toekomstige uitgaven wegens kosten, en niet om toekomstige aanschaf of verbetering van bedrijfsmiddelen. De uitgaven voor aanschaf of verbetering van een bedrijfsmiddel breng je in mindering op de winst door de jaarlijkse afschrijving op dit bedrijfsmiddel.
De overige voorwaarden voor het vormen van de egalisatiereserve zijn in de jurisprudentie ontwikkeld. Deze zijn:
- De kosten worden verdeeld in de toekomst uitgegeven.
- De kosten zijn noodzakelijk geworden door de ondernemingsuitoefening in het jaar van dotatie (toevoeging).
- De kosten die in een bepaald jaar zijn opgeroepen, leiden in een komend jaar tot een piek in de uitgaven.
- Er is een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich zullen voordoen.
Te reserveren bedrag
Het bedrag dat je mag reserveren, hangt af van de verwachting over de hoogte van de toekomstige kosten en het tijdstip waarop je de kosten maakt. Je moet dus een redelijke schatting maken. Blijkt achteraf dat de schatting te hoog is uitgevallen? Dan moet je het overschot in de winst opnemen. De jaarlijkse toevoeging hoeft niet altijd gelijk te zijn. Deze kan bijvoorbeeld wijzigen als de kosten stijgen of de periode verandert. De wijzigingen geef je op bij ‘Wijzigingen in toelaatbare reserves’.
Afname van de reserve
In het jaar waarin je de kosten (van bijvoorbeeld het onderhoud) maakt, boek je de kosten af op de reserve. Als de reserve hoger is dan de gemaakte kosten, dan moet je het restant van de reserve opnemen in de winst. Zijn de kosten hoger dan de gevormde reserve, dan trek je de hogere kosten in 1 keer af van de winst.
Je moet de reserve ook in de winst opnemen als het doel waarvoor de reserve ooit is gevormd, is komen te vervallen. Dit is bijvoorbeeld het geval als je het bedrijfsmiddel verkoopt waarvoor je de reserve had gevormd, of als het bedrijfsmiddel verloren gaat.
Oudedagsreserve
Als ondernemer voor de inkomstenbelasting mag je jaarlijks een deel van de winst reserveren voor je oudedagsvoorziening. Dat gereserveerde deel heet de oudedagsreserve. Het vormen van een oudedagsreserve betekent niet dat je daadwerkelijk geld opzij zet; het is een reservering van een deel van de winst. De reservering zorgt voor uitstel van belastingheffing over dat deel van de winst. Dit levert je dus op de korte termijn belastingvoordeel op. Je kunt je oudedagsvoorziening regelen door bijvoorbeeld de aankoop van een lijfrente bij een verzekeraar. De oudedagsreserve neemt af als je voor (een deel van) de reserve een lijfrente aankoopt. Het bedrag waarmee de reserve afneemt, is belastbare winst. Daar staat tegenover dat je de premie voor de aangekochte lijfrente kunt aftrekken
Voorwaarden oudedagsreserve
Om de oudedagsreserve te kunnen vormen, moet je ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting en moet je voldoen aan het urencriterium. Je mag aan het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt.
De eis van ondernemerschap voor de inkomstenbelasting betekent dat bijvoorbeeld commanditaire vennoten de reserve niet kunnen vormen. Zij hebben wel winst uit onderneming, maar zij zijn zelf geen ondernemer voor de inkomstenbelasting. Ondernemers voor de vennootschapsbelasting, zoals bv’s, kunnen de reserve ook niet vormen.
Opbouw van de reserve
De oudedagsreserve wordt altijd voor je persoonlijk opgebouwd. Dit betekent dat je en je eventuele partner ieder afzonderlijk een oudedagsreserve kunnen opbouwen. Je moet dan wel allebei door de belastingdienst als ondernemer worden beschouwd en aan het urencriterium voldoen. De toevoeging aan de reserve is een percentage van de winst die je als ondernemer in Nederland hebt behaald. Voor de toevoeging geldt ook een maximum, dat jaarlijks wordt vastgesteld. De toevoeging wordt verminderd met de pensioenpremies die je als bedrijfskosten hebt geboekt. De oudedagsreserve mag door de toevoeging niet uitkomen boven het ondernemingsvermogen. De toevoeging aan de oudedagsreserve moet je zelf berekenen. Je kunt elk jaar een toevoeging doen, maar dit is niet verplicht.
Afname oudedagsreserve
In de volgende twee situaties neemt de oudedagsreserve af of wordt deze opgeheven.
Je koopt een lijfrente voor een inkomensvoorziening en je verzoekt de belastingdienst om de oudedagsreserve met dat bedrag te laten afnemen.
Het bedrag van de oudedagsreserve is hoger dan het ondernemingsvermogen, terwijl zich daarbij 1 van de volgende situaties voordoet.
- Je staakt de onderneming geheel of gedeeltelijk.
- Je hebt op 1 januari van het kalenderjaar de AOW-leeftijd bereikt.
- Je voldoet dit kalenderjaar en het vorige kalenderjaar niet aan het urencriterium.
Een afname of opheffing van jouw oudedagsreserve betekent in principe dat je een hogere winst hebt. Tegenover de winstbijtelling staat de aftrek van het bedrag dat je betaalt bij de aankoop van een lijfrente.
Staken van de onderneming
Met het staken van je onderneming wordt je oudedagsreserve (gedeeltelijk) opgeheven. De bedragen waarover je uitstel van belastingheffing hebt gekregen volgens de regeling van de oudedagsreserve, worden nu bij je winst opgeteld.
Overlijden van de ondernemer
Als je overlijdt, moet fiscaal worden afgerekend over de oudedagsreserve. De reserve wordt dan opgeheven en wordt opgeteld bij je belastbare winst. Maar als je partner jouw onderneming voortzet en de oudedagsreserve overneemt, hoeft er niet worden afgerekend. Jouw partner moet daarvoor een verzoek indienen bij de aangifte.
Is de reserve altijd gunstig?
Het vormen van de oudedagsreserve heeft tot gevolg dat de belastingheffing wordt verschoven naar de toekomst. In de jaren dat je een deel van de winst toevoegt aan jouw oudedagsreserve, betaal je minder belasting. Op enig moment valt deze reserve weer vrij en behoort de afname geheel tot je winst. Je betaalt dan meer belasting. Het is daardoor niet vooraf te zeggen of de reserve voor je gunstig is.
Oudedagsreserve
Voldoe je aan het urencriterium en heb je aan het begin van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd (in 2022: 67 jaar) bereikt? Dan kun je een deel van de jaarwinst toevoegen aan jouw oudedagsreserve. Dit betekent dat je dan een bepaald bedrag van de winst mag aftrekken.
De toevoeging aan je oudedagsreserve over een kalenderjaar is 9,44 % van de winst, met in 2022 een maximum van € 9.632. De toevoeging verminder je met de pensioenpremie die je al van de winst hebt afgetrokken. De toevoeging is maximaal het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar uitkomt boven de oudedagsreserve aan het begin van het kalenderjaar.